Zijn belangrijkste erfenis
Op 4 april overleed Lev Markiz in zijn woonplaats Den Haag. Hij werd 92 jaar. Hoewel de dirigent van het eerste uur van wat toen nog Nieuw Sinfonietta Amsterdam was maar tot 1997 de scepter zwaaide, is de eloquente basis die hij legde nog steeds voelbaar in het huidige Amsterdam Sinfonietta.
De in 1930 geboren Lev Markiz kwam in 1981 naar Nederland vanwege de vrijheid en openheid van het culturele klimaat. Daarvoor had hij als violist in het Moskous Kamerorkest en als door de roemruchte Kirill Kondrashin opgeleide dirigent van de Solisten van Moskou furore gemaakt in eigen land. Omdat de Russische machthebbers hem het zonder beperkingen spelen steeds moeilijker maakte, kwam hij in het kielzog van Kondrashin naar Nederland. Hier timmerde hij aan de weg bij het Radio Kamerorkest en het Amsterdams Philharmonisch Orkest, dat in 1985 op zou gaan in het Nederlands Philharmonisch Orkest, tot er in 1987 een groepje jonge ambitieuze strijkers voor zijn deur stond met de vraag of hij een nieuw opgericht strijkorkest wilde gaan leiden.
‘We waren net begonnen en het leek ons erg handig een ervaren rot in het vak erbij te halen’, zo beschrijft cellist van het eerste uur Maarten Mostert de beslissing om Lev Markiz te vragen. ‘Ik had op het conservatorium wat kamermuziekles van Lev gehad en daarbij had hij veel indruk gemaakt. Hij was voor ons een representant van de Russische strijkers- en dirigentencultuur en dat leek ons de beste input voor het ensemble dat we in gedachten hadden.’
Representatief orkest
Markiz reageerde in eerste instantie nuchter met: ‘hoeveel gaat me dit kosten’. Maarten kan nu vol begrip om deze woorden lachen. ‘Lev wist mede dankzij de door hem opgerichte Solisten van Moskou als geen ander dat je eerst één à twee jaar aan louter repeteren kwijt bent, waarin je niets verdient, voordat er een representatief orkest staat.’
En zo geschiedde. Lev Markiz werd aangesteld als chef-dirigent en artistiek leider en na vele repetities waarin het toenmalige Nieuw Sinfonietta Amsterdam zijn specifieke klank en kleur kreeg, gaf het orkest op 5 maart 1988 zijn eerste concert in de Waalse Kerk in Amsterdam. Op het programma stonden Mozarts Symfonie nr. 29, Janáčeks Suite voor Strijkorkest, Capriccio van Richard Strauss en de Eerste Kamersymfonie, de bewerking van het Achtste Strijkkwartet, van Sjostakovitsj.
‘Dat was afgelopen maart vijfendertig jaar geleden’, constateert Maarten. ‘En er zitten nog steeds mensen in het orkest die met Lev gewerkt hebben en bestoken zijn met hetzelfde virus dat onze eerste chef-dirigent dreef.’
Handtekening
Dat ‘virus’ uitte zich vooral in een enorme gedrevenheid, een tijdens de vele repetities steeds maar zoeken naar nog beter, nog mooier, tot precies de juiste klankkleur op de juiste plaats staat. Daarbij was zijn kennis van en ervaring met de Russische muziek een enorme troef. ‘Wij begonnen in een tijd van grote bezuinigingen waarbij orkesten juist moesten fuseren’, zegt Maarten. ‘Wij begrepen direct dat we, wilden we ons bestaan legitimeren, niet aan konden komen met Vivaldi’s Vier jaargetijden en andere klassiekers. De Russische muziek was in die tijd nog niet alomtegenwoordig op de concertprogramma’s en het was de tijd van Glasnost en Perestrojka. Lev kende Alfred Schnittke, hij had Dmitri Sjostakovitsj gekend. Hun muziek werd zijn en ook onze handtekening in het begin.’
Netwerk
Die handtekening uitte zich in veel waardering en werd in 1991 bekroond met een Edison voor de opname van Sjostakovitsjs Kamersymfonieën op. 110a en 118a. Ook de cd’s die volgend met de Strijkerssymfonieën van Mendelssohn – ‘dit om tegenwicht te bieden aan de vele Russische muziek’, aldus Maarten – gelden nog steeds als maatgevend. De relatie met de Zweedse cd-maatschappij BIS was door Lev Markiz gelegd. Zo was ook zijn enorme netwerk van musici en andere mensen in het klassieke veld een troef die de chef-dirigent meenam naar het orkest. ‘Onlangs hebben we een reeks concerten gedaan met Håkan Hardenberger’, zegt Maarten bij wijze van voorbeeld. ‘Lev kende hem goed. Vandaar dat hij al in de vroege jaren negentig met ons meeging op tournee door Duitsland.’
Fanatisme
Toch zijn het vooral de muzikale verdiensten van Markiz die nog steeds doorklinken in het huidige Amsterdam Sinfonietta. En dat is niet alleen zijn manier van werken tijdens de vele repetities en zijn inbreng van voor velen toen nog onbekend Russisch repertoire, maar ook zijn niet aflatende fanatisme, zijn vermogen om te toveren met klankkleur, met frasering en meer om maar zo dicht mogelijk bij de kern van de noten te komen.’
‘Hij was soms zelfs te fanatiek’, schetst Maarten voorzichtig een van de redenen achter het einde van deze voor het orkest verder zo goede relatie. Toch was het juist dat fanatisme dat het DNA van Amsterdam Sinfonietta diep in de genen van het orkest installeerde. ‘Toen Peter Oundjian Lev opvolgde merkten we al snel dat deze Canadese dirigent andere ambities had dan wij’, aldus Maarten ‘Wij wilden geen CAO-orkest worden met een dirigent die in komt vliegen om de gekende werken te spelen, wij wilden school blijven maken, vernieuwende uitvoeringen neer blijven zetten. In de tijd van Lev speelden we al wel eens zonder dirigent als hij een keer ziek was. Hij had ons tijdens de repetities zo getraind dat we dat gemakkelijk aan konden. In feite heeft Lev ons opgeleid om uiteindelijk zonder dirigent te kunnen werken. Wat dat aangaat is het feit dat we nu al jaren zonder dirigent spelen en dat Candida, die ook een aantal jaren als concertmeester met Lev heeft meegemaakt, het orkest leidt vanaf de concertmeesterstoel, misschien wel de belangrijkste erfenis die Lev heeft achtergelaten.’
Paul Janssen